Deniece Wildschut

Dans van duisternis

(Adagio)
Het huis werd omringd door een enorme tuin, en ademde een sfeer van mysterie en lang vervlogen schoonheid. Ik was het al vele keren gepasseerd, met groeiende bewondering. Inmiddels had die bewondering plaatsgemaakt voor doodsangst en afkeer. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes en keek om me heen. De kamer waarin ik me bevond werd slechts versierd door ijzige stilte, duisternis, en mijn gedwongen aanwezigheid. Een snijdende pijn in mijn polsen, die ruw bij elkaar waren gebonden. Teneergeslagen besefte ik dat ik geen idee had hoe lang ik hier al zat. Misschien al weken, misschien pas enkele dagen.
De voetstappen waren verdwenen, hoewel het angstzweet me uitbrak bij de gedachte aan hun onvermijdelijke terugkeer. Afschuwelijker dan die voetstappen – gecreëerd door forse voeten in versleten witte gympen – was echter de bivakmuts, en dan vooral de ogen die mij van onder de zwarte stof dreigend gadesloegen.
Opzwepende klanken van Il Prete Rosso vulden mijn hoofd en reikten, zoals altijd, tot in de diepste diepte van mijn ziel. Waarom de melodie zich juist nu aan mij opdrong begreep ik niet, maar ik gaf me dankbaar over aan de meeslepende warmte. Alles beter dan hier vertoeven, waar de duisternis wachtte tot ik breken zou.
‘Tidididididididididi… tidididididididididi… tiiiidiiiidiiiidiiiiidiiiidiiiidiiiidiiiidiiiidiiiidiiii…’
‘Bronagh!’
Cahir knielde naast me neer en wreef liefdevol over mijn arm. Verbijsterd staarde ik naar mijn polsen, die zich van gevangenschap niets leken te herinneren.
‘Je mag nog niet naar huis,’ fluisterde hij, met een gekwelde blik in zijn ogen.
Een grijze man kwam de kamer in, gewapend met een map in zijn ene hand en een pen in zijn andere hand. De bril op zijn neus leek het einde nabij te zijn, net als de man zelf.
‘Zo, hoe gaat het vandaag?’
Ik staarde naar de grond, waar versleten witte gympen ontspannen op het donkerbruine tapijt rustten. Ongelovig keek ik op, maar toen ik zijn indringende blik ontmoette wist ik het zeker en dook ik schreeuwend ineen. De duivel was gearriveerd.

Verder Bericht

Vorige Bericht

© 2024 Deniece Wildschut

Thema door Anders Norén